Europeanen zijn na de Middeleeuwen 300 jaar lang smerig geweest
Een bad is niet alleen overbodig, je kunt er ook de pest van krijgen, althans dit denken de artsen rond 1500. Zelfs vorsten doen na de Middeleeuwen liever een geurtje op dan dat ze een bad nemen. Na de Middeleeuwen zijn de volgende 300 jaar de smerigste in de geschiedenis van Europa. Bovendien worden na de Middeleeuwen de mensen preuts, vooral onder invloed van de kerk.
De badhuizen in de steden zijn namelijk niet alleen badhuis, maar tevens restaurant en kroeg. Als mannen en vrouwen samen naakt gaan baden, eten en drinken kan dat natuurlijk uit de hand lopen, zeker als er ook nog prostituees in het badhuis hun werkterrein hebben. En van dat laatste worden de badhuizen steeds weer beschuldigd door de overheid en de kerk.
Wat de 'geleerden' zeggen Tot 1500 lukt het de kerk echter niet om de badhuizen kwijt te raken, zelfs de dreiging dat je in het badhuis de pest kan oplopen helpt niet! Maar dan is er een citaat van Erasmus uit 1526 waarin hij zegt: "Vijf en twintig jaar geleden was er niets gewoner in Brabant dan de badhuizen. Tegenwoordig is er geen een meer, de nieuwe pest heeft ons geleerd om er weg te blijven." Die 'nieuwe pest' is syfilis, door Spanjaarden van Columbus na 1492 meegebracht uit Amerika. En de 'geleerden' van die tijd hebben vastgesteld dat door baden in warm water onze huidporiën open gaan en daardoor zullen wij dus gevoelig worden voor allerlei kwade dampen en ziekten!
Badhuizen moeten verboden worden 'Stoombaden en badhuizen moeten verboden worden, omdat de huid er week van wordt en de poriën zich na een bad openen. Met als gevolg, zoals we hebben gezien, dat pestdampen gemakkelijk het lichaam kunnen binnendringen, wat onmiddellijk de dood tot gevolg kan hebben.' De Franse lijfarts Ambroise Paré spreekt klare taal als hij in 1568 de sluiting van alle –op dat moment zeer populaire– badhuizen in het land propageert. Zoals veel andere artsen in Europa zoekt hij wanhopig naar een verklaring voor de vele pestepidemieën waaraan sinds 1347 miljoenen Europeanen zijn bezweken.
Nu denken hij en zijn collega's de verklaring gevonden te hebben: water is de oorzaak van de gevreesde ziekte, en van kwalen in het algemeen.
Badhuisbezoek is een feest In de Middeleeuwen zijn openbare en privébadhuizen gezelschapshuizen waar rijk en arm minstens een keer per week heen gaan. Vaak lopen ze naakt door de straten naar een badhuis. Dat is beter, want dan worden hun kleren in ieder geval niet gestolen. Preuts zijn ze in de Middeleeuwen niet.
Naast een grondige wasbeurt kan men hier ook voor allerlei andere soorten zaken terecht. Vrouwen en mannen nemen samen naakt een bad, de wijn vloeit rijkelijk, er wordt gekletst en de sfeer is ontspannen.
De Italiaanse schrijver Gian-Francesco Poggio schrijft in 1414 over de badhuizen: 'Wie liefde zoekt, wil trouwen of op zoek is naar afleiding: men komt en masse hier, waar men vindt wat men zoekt.'
In Groot-Brittannië heeft de term stewhouse, braadhuis, allang een andere betekenis. Oorspronkelijk slaat dit op de vochtige warmte in de badhuizen, maar begin 15e eeuw is dit synoniem geworden met een bordeel.
Aanhoudende berichten over het feit dat prostituees zaken doen in de badhuizen, waar ook eerzame burgers en hun kinderen komen, leidt ertoe dat het Londense gemeentebestuur in 1417 alle openbare badhuizen verbiedt. Het verbod blijkt aanvankelijk niet te handhaven; daarvoor zijn badhuizen te populair.
En ook in andere Europese steden dienen de badhuizen vaak als dekmantel voor heimelijke afspraakjes en immorele uitstapjes. Priesters gaan dan ook onophoudelijk tekeer tegen het losbandige badhuisleven.
Badhuizen, een bron van ziekte Pas als artsen tegen het einde van de 15e eeuw en gedurende de hele 16e eeuw steeds luider verkondigen dat badhuizen de bron van ziektes zijn en de wortel van alle kwaad –van de pest tot syfilis- maken de autoriteiten een einde aan de badcultuur.
Water wordt tot vijand uitgeroepen, want niet alleen kan water door de huid dringen en ziekte en dood verspreiden, vrouwen kunnen ook zwanger worden van zaad dat in het badwater ronddrijft, zo veronderstellen de artsen.
Afb. links: Syhilis op een mannelijke rug. Bron: History Amedd Army Mil (boek). Licentie: Public Domain
Vuil beschermt het lichaam De Europeanen gaan nu een periode in waarin lichaamsreiniging beschouwd wordt als gevaarlijk en decadent. Een gezonde geest in een vuil lichaam wordt de norm. Verstopte poriën en een korst van vuil zijn het hoogste goed als bescherming tegen alle ellende. 'Een bad is niet alleen onnodig, maar ook zeer schadelijk. Het vult het hoofd met stoom en is slecht voor zenuwen en spieren, die losraken, waardoor men jicht krijgt', waarschuwt de Franse arts Théophraste Renaudor.
Een collega van hem, landgenoot Jean Liébault (1535-1596), voegt daar in 1582 aan toe dat 'uiterste voorzichtigheid is geboden met water' en hij raadt aan om in plaats van water een droge doek te gebruiken voor het wassen van gezicht en handen en om voor het slapen gaan de haren met poeder of zemelen te bestuiven. Slechts als het vuil zich niet met een droge doek laat verwijderen, kan de huid voorzichtig met water worden aangestipt.
De Duitse prinses Elisabeth Charlotte (1652-1722) is hiertoe genoodzaakt als zij na een warme zomerdag op een stoffige landweg in 1705 thuiskomt en ontdekt dat ze net een grijs masker draagt. 'Ik moet mijn gezicht wel met water wassen, zo stoffig is het', schrijft ze over deze bijzondere belevenis.
De 7-jarige prins voor het eerst in bad Arme sloeber of prinses, niemand wast zich nog. Als de latere Franse koning Lodewijk XIII (1610-1643) in 1601 wordt geboren, houdt zijn lijfarts een dagboek bij over de lichaamshygiëne van de jongen. Dat wordt een kort verslag: met zes weken wordt zijn hoofd gemasseerd en de week erna ingesmeerd met boter en amandelolie. Als hij negen maanden is, wordt zijn haar voor het eerst gekamd en als vijfjarige worden zijn benen met lauw water gewassen. Als de prins net zeven jaar oud is, wordt hij, om met de dokter te spreken, 'voor het eerst in bad gedaan, samen met zijn zuster'. De hygiëne wordt er door de jaren niet beter op. Als hij volwassen wordt, merkt Lodewijk XIII op: 'Ik heb de zweetlucht onder mijn oksels van mijn vader geërfd.'
De nare lichaamsgeur van zijn vader, Hendrik IV (1553-1610), is berucht.
Schoon hemd toppunt van hygiëne De volgende regent van Frankrijk, de Zonnekoning Lodewijk XIV (1638-1715), staat aan het hof bekend om zijn slechte adem en zweetlucht. In plaats van zich te wassen laat Lodewijk, vanaf 1643 koning, zijn handen met wijn besprenkelen. Maar hij wisselt vaak van hemd, tot wel drie keer per dag. Ondanks zijn stank vindt men hem toch redelijk schoon.
Gewassen kleding en linnen zijn beter en veiliger dan een gewassen lijf. Kleding trekt zweet aan en absorbeert het, volgens geleerden. Een van hen verklaart: 'We zien nu in hoe kleding zweet van ons lichaam verwijdert. Aangezien zweet olie en zout bevat, impregneert dit de dode planten (het linnen), waarvan de kleding is gemaakt.' Wit ondergoed, dat voor mannen en vrouwen neerkomt op een knielang hemd, wordt het symbool van persoonlijke hygiëne, ook al is de huid eronder grauw en vuil. De paar mensen die het zich kunnen veroorloven, trekken elke dag schoon ondergoed aan. De norm is circa eens per maand.
Van vrouwen uit Belgisch Brabant wordt gezegd dat ze extreem schoon zijn omdat ze elke week schoon ondergoed aantrekken, 'ook als het niet echt nodig is', zoals een Franse dame van adel opmerkt.
Het modebeeld verandert en nu steekt het krijtwitte ondergoed onder de kleren uit. Terwijl het ondergoed in de Middeleeuwen goed verstopt zit achter bont en lange wollen doeken, is het nu zichtbaar bij hals en mouwen om te laten zien hoe schoon de drager is.
Afb. links: Een mannelijke hoofdluis (Pediculus humanus capitis), macro-opname van een mannelijk exemplaar. Auteur: Giles San Martin. Licentie: Public Domain.
Ongedierte heeft vrij spel In een wereld waar niemand zich wast en iedereen stinkt, zal een lijfgeur niet iets moeten zijn om je voor te schamen. Maar de penetrante geur is constant aanwezig.
De grote schilders uit die tijd doen dan ook weinig moeite om de beestjes te verbergen. De Duits-Hollandse schilder Caspar Netscher (1639-1684) vereeuwigt in 1669 een rijke, jonge vrouw, in een satijnen jurk met briljantjes bezet, met een luizenkam in haar handen. De vrouw is bezig haar zoontje te ontluizen.
Koude douches zijn gezond Pas na bijna 300 jaar collectieve badfobie komt het water terug. Rond 1750 beginnen vooraanstaande artsen en geleerden de revolutionaire gedachte te ventileren dat in bad gaan nog niet zo'n slecht idee is. Koud water wordt nu beschouwd als goed voor de gezondheid. Een van de voorstanders, predikant John Wesley, schrijft in 1757 in een boek dat koude douches melaatsen en blinden kunnen genezen. In 1791 gaat Wesley zelfs nog verder en preekt dat 'reinheid een goede zaak is'.
Anderen krijgen soortgelijke inzichten, zoals de Britse schrijver en arts Tobias Smollett, die in 1752 in een proefschrift over het 'uitwendig gebruik van water' beweert, dat verstopte poriën ronduit ongezond zijn. De huid moet kunnen ademen, zodat het zweet weg kan, schrijft Smollett, die als een van de eersten een verband legt tussen reinheid en gezondheid.
Afb. links: In onze tijd is het regelmatig wassen van de handen heel gewoon geworden. Licentie: Public Domain.
Het baden en wassen wordt weer gezond Als water weer in de gratie komt, bevelen artsen hun patiënten weer aan om regelmatig een bad te nemen in zee, rivieren en kuuroorden. Water wordt in alle vormen geprezen vanwege zijn genezende en gezondheidsbevorderende eigenschappen en terwijl Europeanen vroeger met elkaars vuil, ontlasting en lichaamsgeur hebben geleefd, komt de eigen hygiëne weer op de agenda.
Napoleon Bonaparte (1769-1821) en Joséphine (17663-1814) , die in 1796 trouwen, staan aan de wieg van deze trend. Lodewijk XIV (1638-1715) verafschuwt water nog geen honderd jaar daarvoor, maar de toekomstige keizer van Frankrijk en zijn vrouw gunnen zichzelf lange, warme baden. Napoleon kan de intense geur van een lichaam echter ook wel waarderen, dus in een brief aan zijn kersverse vrouw schrijft hij: 'Ik keer morgen terug naar Parijs. Je hoeft je niet te wassen.'
De badrevolutie slaat aan bij de top van de samenleving, maar het gaat nog even duren voordat de persoonlijke hygiëne overal doordringt. Het zorgt nog voor de nodige opschudding als de Britse schrijver Charles Dickens (1812-1870) in de zomer van 1849 een privéstortbad laat bouwen op het Isle of Wight: 'Wij nemen elke ochtend een bad, tot verbijstering van de lokale bevolking', schrijft hij.
Schoorvoetend neemt de gewone Europeaan het idee over om het lichaam in water te laten glijden. Slechts weinigen weten nog hoe je dat doet. Daarom wordt het boek 'Baths and How to Take Them' ('Hoe neem ik een bad'), in 1861 geschreven door een Britse arts (Miss Harriet N. Austin, MD), met enthousiasme onthaald. Daarin worden lezers stap voor stap begeleid in een onbekende, natte en gezondere wereld.
Kleding wassen Rond 1500 begint dus de 'vieze' periode in onze geschiedenis. Maar dat betekent niet dat er niets gewassen wordt, in tegendeel het linnengoed wordt zorgvuldig gewassen. Plaatjes van vrouwen die wassen aan de oever van de beek bestaan al uit de Middeleeuwen, maar ook in de eeuwen daarna en die laten in feite zien hoe linnengoed gewassen in die tijd gewassen wordt. De was op die plaatjes is bijna altijd wit en dat is het linnengoed ook: het is vooral onderkleding. De bovenkleding is hoofdzakelijk wol en geverfd en ik heb de indruk dat die uitsluitend gelucht of geborsteld wordt, zelden of nooit gewassen. Waarschijnlijk vindt men wol wassen in die tijd te riskant door de kans op krimpen en door het verbleken van de kleuren.
De onderkleding wordt dus wel gewassen al is het alleen maar om te voorkomen dat de wollen bovenkleding vettig wordt van het lichaam, maar het lichaam zelf niet of nauwelijks en de bovenkleding ook niet. Aanvankelijk zal de beek overal wel de wasplaats zijn geweest, in Frankrijk zie je vaak nog de opvolger: de overdekte wasplaats waar in feite de beek doorheen stroomt. Deze wasplaatsen schijnen overigens meest van na de Franse revolutie te zijn, dan wordt hygiëne weer meer gewaardeerd.
Afb. links: Potas (pot-as) is een mengsel van zouten dat hoofdzakelijk uit kaliumcarbonaat bestaat. De naam wordt ook wel gebruikt voor andere kaliumzouten en kaliumhoudende mineralen. Bron: United States Geological Survey. Licentie: Public Domain.
De behandeling van de was in de Middeleeuwen en in de eeuwen tot midden 19e eeuw, verandert waarschijnlijk niet zo veel en lijkt erg op de behandeling die een linnen weefsel direct na het weven krijgt. En dat is warm wassen met zeep en mogelijk extra potas [1] (of urine) om te ontvetten. Hierbij kan het linnen op allerlei manieren geroerd en geklopt worden om vuil los te maken. Daarna wordt zeer uitgebreid gespoeld en tenslotte mag het linnen op de bleek om in de zon en regelmatig bevochtigd met een potas oplossing, mooi wit te worden.
Heel bijzonder vind ik dat de 'witte was' niet een keer in de week of een keer in veertien dagen wordt gewassen, maar soms wel twee of drie maanden wordt opgespaard. Voor de 'gegoeden' is dit een teken van welstand: laten zien dat je heel veel linnengoed hebt en dan een wasvrouw inhuren die een aantal dagen bezig is om alles weer in de kast te krijgen.
Op het platteland zal het systeem niet veel anders zijn geweest, maar ik denk dat de professionele wasvrouw er minder gebruikelijk is geweest. En ik ben er vrij zeker van dat de boeren niet voor drie maanden linnengoed op voorraad hebben gehad.
Afb. links: La Lessiveuse (The Lye-Washer), ca. 1852–53 Jean-François Millet, French, 1814–1875 Black chalk with stumping, heightened with white, on gray-blue wove paper. Bron: Princeton University Art Museum. Licentie: Publick Domain.
Op een schilderij van Jean-Francois Millet (1814-1875) uit ca. 1850 staat een wasvrouw die warm water in een tobbe giet (afbeelding links). Maar over die tobbe ligt een doek en, niet zichtbaar op het schilderij, ligt op die doek houtas: ze maakt potas!
In de tobbe zit vuile was en het vet op de was zorgt er voor dat er zeep ontstaat uit de potas. Na een nacht staan wordt het water met zeep en potas onder aan de tobbe afgetapt, weer opgewarmd en weer over de doek met as gegoten. En zo voort.
Er bestaat een Engelse beschrijving van wat er op dit doek gebeurt die dateert uit 1615! Letterlijk een eeuwenoud systeem dus dat ook arme boeren kunnen gebruiken al zal het steeds weer opwarmen van het water mogelijk overgeslagen zijn, omdat ook stookhout duur is. As hebben ze waarschijnlijk voldoende, maar bij dit proces kan ook deels urine worden gebruikt.
Lees verder: Zijn de mensen in de Middeleeuwen vies....? Zie ook: Ziektes in de Gouden Eeuw.
Noot:
Geraadpleegde Bronnen:
|